Gevoelsstoornissen treden op bij 30-60% van de mensen die chemotherapie ontvangen. Boosdoeners zijn taxanen (paclitaxel and docetaxel), chemo met platinum (oxaliplatin, cisplatin, and carboplatin), vinca alkaloids (vincristine, vinblastine, and vinorelbine), thalidomide, and bortezomib. Door de chemo ontstaat schade aan de zenuwuiteinden wat bijvoorbeeld doofheid, tintelingen, steken, huidpijn of een brandend gevoel veroorzaakt.
Het goede nieuws is dat ernstige neuropathie is te voorkomen. Hoe? Met een eenvoudig oefenprogramma. Oefeningen werken beter dan bijvoorbeeld koude-therapie! (Simsek, 2021) Bij koude-therapie worden koude-applicaties aangebracht op de onderarm of de polsen. Het idee erachter is dat door de kou de bloedvaten samentrekken en er minder chemo in de handen of voeten terecht komt. Maar oefenen komt dus beter uit de bus. Wat moet je doen?
Het oefenprogramma bestaat uit eenvoudige rek-, strek- en balansoefeningen. Je doet de oefeningen 5 dagen per week, 15-30 minuten per dag. Je bouwt de oefeningen worden rustig op. De eerste drie weken 10x per oefening, de volgende 3 weken 20x per oefening, daarna 30x per oefening, tenminste zolang de chemo duurt. Sommige oefeningen worden uitgevoerd met 2 flesjes gevuld met water.
De oefeningen zijn uitgewerkt in deze folder (engels).
Of bekijk deze Duitstalige video met als extra een paar acupressuurpunten voor de doorstroming van energie.
Door de oefeningen neemt de bloedtoevoer en de energie naar het weefsel toe, afvalstoffen van de chemo worden beter afgevoerd. Verder is het belangrijk dagelijks 1,5-2 liter lauwwarm water te drinken om alle afvalstoffen af te voeren.
De lichaamseigen pijnstiller PEA heeft een hoge pijnstillende en ontstekingsremmende werking en heeft geen interactie met de chemo. Bij langdurig gebruik verbetert de zenuwwerking. PEA is verkrijgbaar in capsules en als creme. Suppletie met alfa-liponzuur (ontstekingsremmend) of een combinatie van GLA (teunisbloemolie) en alfa-liponzuur is aan te bevelen. GLA/alfa-liponzuur normaliseert ook de bloeddoorstroming van de kleine zenuwvaatjes waardoor de geleidingssnelheid van de zenuwen toeneemt.
In sommige gevallen is er sprake van een vitamine B12-tekort. Bij twijfel kan dit door middel van bloedonderzoek worden vastgesteld.